Vrijeschool onderwijs
bij Young Business School Rotterdam

‘Vrijeschool’: daar hebben velen wel eens van gehoord. Het idee is dan al snel dat vrijeschool leerlingen de vrijheid zouden hebben om zelf te kiezen wat ze gaan leren en wanneer. Maar dat is een misvatting. Het ‘vrije’ element zit 'm in de vrijheid die de docent heeft om zo zijn of haar lessen vorm te geven, dat het aansluit bij de ontwikkeling van het kind.


Het vrijeschool onderwijs is “een opvoedkundig plan, waarbij een kind een ontwikkelingsweg aangereikt wordt met als doel zich volledig te ontplooien” (uit: Schoolgids YBSR, afdeling Vrijeschool De Kaap, 2019-2020). Een manier dus, om leerlingen zich in een overzichtelijke en geborgen setting, te laten ontplooien als individu én als lid van een groep.


Lees hieronder meer over het vrijeschool onderwijs, gezien door de ogen van docent Annemarijn van Wijk van afdeling Vrijeschool De Kaap.

Annemarijn van Wijk

Paplepel


Annemarijn van Wijk heeft het Vrijeschool onderwijs met de paplepel ingegoten gekregen. Haar moeder was kleuterjuf op een vrijeschool. De basisschool waar Annemarijn op zat, is een vrijeschool. Daarna mocht zij, net als haar broer, zelf kiezen voor een middelbare school: het werd het Rudolf Steiner College. Een jaar lang volgde zij de Vrijeschool-Pabo. De wens om de onderwijswereld buiten de haar zo vertrouwde onderwijsvorm te gaan ervaren, kreeg in de loop der jaren de overhand. De Vrijeschool-Pabo ruilde zij daarom in voor een reguliere docentenopleiding Nederlands. En zij liep diverse ‘niet-vrijeschool’ stages. Zo werkte zij in haar eerste jaar op een Praktijkschool en tijdens haar tweede opleidingsjaar op een tweetalig vwo. Het vrijeschool onderwijs bleef echter toch lonken. In het derde en vierde opleidingsjaar werkte zij als stagiair op haar ‘eigen’ middelbare school: het Rudolf Steiner, waarbij zij in het vierde jaar al “eigen klassen draaide”.


Ontwapenend


Annemarijn heeft altijd al "juf" willen worden op een vrijeschool. En ze is er intussen achter dat zij zich meer verbonden voelt met praktijkonderwijs- en vmbo-leerlingen dan met havo- of vwo-leerlingen. “Ze zijn heel open en oprecht. Wat ik fantastisch vind, is dat de band die je met ze hebt, belangrijker voor ze is dan het vak dat je geeft. Dat interpersoonlijke vind ik heel ontwapenend. Het docentschap vind ik leuker dan het vakinhoudelijke stuk.”


Tijdens haar opleiding volgde zij als minor de deelopleiding Theatermaker. Via die minor kwam zij in contact met Michael Zoutendijk, afdelingsleider van de afdeling Vrijeschool De Kaap. Dat leidde ertoe dat zij nu op haar 26e met veel plezier werkt als docent/mentor op de afdeling Vrijeschool De Kaap. Deze school is het blijvende resultaat van een mooie samenwerking tussen Young Business School Rotterdam en Rudolf Steiner College.


Leeftijdsfasen


Wat haar nu precies zo aanspreekt in het vrijeschool onderwijs? “Het vrijeschool onderwijs kijkt naar het individu: naar wat de leerling nodig heeft in zijn of haar leeftijdsfase. Een brugklasser is bijvoorbeeld aan het ontdekken, vindt alles spannend, staat overal voor open. Vandaar dat er juist in die fase bij het vak geschiedenis, de ontdekkingsreizigers centraal staan. De thema’s die we gebruiken, passen bij de ontwikkelingsfasen waar het kind zich in bevindt.” Daarnaast, zo legt zij uit, zit de kracht van het vrijeschool onderwijs ‘m in het docententeam als gemeenschap. “Als groep ga je bij een leerlingbespreking figuurlijk gezien om een kind heen staan. Met elkaar neem je door wat hij of zij nodig heeft. Alle teamleden kennen daardoor de ontwikkelpunten van het kind en spelen daarop in tijdens de lessen. Op die manier geef je het onderwijs als docententeam - dus met elkaar - vorm. Met het kind als het ware in het midden.”

Ritme, rituelen en de rode draad


Wat zij nog méér specifiek ‘vrijeschool’ vindt? “Het ritme en de rituelen in het onderwijs,” besluit ze, “want die bieden een gevoel van structuur en van samenhang.” Voordat de kinderen er zijn, spreken de docenten met elkaar een dagspreuk uit. Eenmaal in de klas, is er vervolgens aan het begin van iedere schooldag een kort ritueel bij wijze van gezamenlijke start. Rechtopstaand spreken de leerlingen en de docent tegelijkertijd en uit het hoofd een spreuk uit (klik op de button "Ik zie rond in de wereld"). “Dit is als een soort rustmoment: een gezamenlijke ‘reset’ na het gehaast van de ochtend en de drukte van de stad.”

Best een bijzondere gedachte: over de hele wereld, iedere dag weer, spreken mensen in hun eigen taal bij de opstart van de dag dezelfde spreuk uit. Dat zal zelfs de meest rationeel ingestelde mensen tot de verbeelding spreken.


Ze vertelt dat in het vrijeschool onderwijs ook de jaarfeesten en het periodeonderwijs een belangrijke rol spelen. De jaarfeesten volgen het ritme van de seizoenen. En dankzij het ritme van het periodeonderwijs (lees: de structuur van de lesdagen en -periodes) kan de leerling zich verdiepen in een bepaald thema. Op verschillende kunstzinnige manieren kan de leerling zich de lesstof eigen maken.


Annemarijn: “Er zijn theoretische periodes, ambachtsperiodes en vaklessen. De theoretische en ambachtsperiode wisselen iedere drie weken en hebben de leerlingen iedere dag. De volgorde kan hierin per klas verschillen. Na het periodeonderwijs (na 12:30u.) hebben de leerlingen vaklessen. Tijdens de theoretische periode krijgen de leerlingen de theorie via de docent. Dit werken ze uit in hun eigen periodeschrift. In feite stellen ze op deze manier hun eigen boek samen: met uitleg, schema’s tekeningen en al. Deze structuur is de rode draad, waar je als docent je eigen invulling aan kunt geven. Waarbij alles is gericht op het opbouwen van het zelfbewustzijn, het zelfvertrouwen en de sociale betrokkenheid van het kind.”


Dit vinden we ook terug in de visie omschrijving van het Rudolf Steiner College, samenwerkingspartner van YBSR, in de Schoolgids: “De persoonlijke ontwikkelingsweg van elk individueel kind staat centraal. Het onderwijs doet beroep op hun kunstzinnige, intellectuele en sociale vermogens. Met andere woorden: de ontwikkeling van het hoofd (verstand) is even belangrijk als die van het hart (gevoel) en de handen (daad- en scheppingskracht).”


Twee werelden


Ruim anderhalf uur later moeten we toch echt afronden, ook al kunnen we er nog uren over verder praten. Er volgt een foto-momentje en een hartelijke groet.

Even later, onder het kille licht van de rijdende metro, zoeven er niet alleen flarden van de stad bij avond voorbij, maar ook van delen van het inspirerende gesprek met Annemarijn. De ‘droge’ informatie over vrijeschool onderwijs die ter voorbereiding op het gesprek is doorgenomen, is nu pas gaan leven. Het kwartje is gevallen.


Al met al voelt het als een integere, doordachte, brede kijk op (op)groeien. Het kind is (óók) lid van een groep; de groep zelf maakt op haar beurt deel uit van een nog groter geheel: de maatschappij. Waarvoor de wereld de nóg grotere leefgemeenschap vormt.


De grootsheid van de wereld aan de ene kant, en de belevingswereld van een kind aan de andere kant. Macro en micro. De groep en het individu. En ‘het één versus het andere’ is hier zeker niet van toepassing. Want ergens komen die twee werelden juist op een bijzondere manier samen: in het onderwijs.